Faalangst bij kinderen en jongeren: herkennen en aanpakken

Faalangst of de vrees te mislukken doet zich voor in situaties waarin men naar eigen idee een prestatie moet leveren die om een of andere reden belangrijk wordt geacht en waarbij men een aanzienlijke kans op mislukking verwacht. Deze faalangst komt in verschillende vormen voor en kan tot uiting komen in allerlei lichamelijke reacties, denkwijzen en gedragingen. We bespreken hier de belangrijkste kenmerken en geven enkele tips om faalangst aan te pakken. Als typevoorbeeld gebruiken we faalangst op school of bij het studeren.

Faalangst HERKENNEN EN AANPAKKEN

Ilse Dewitte

Orthopedagoog en gedragstherapeut verbonden aan de afdeling Kinder- en jeugdpsychiatrie van het UZ Leuven en werkzaam in de groepspraktijk Crescendo in Kessel-Lo.

Faalangst of de vrees te mislukken doet zich voor in situaties waarin men naar eigen idee een prestatie moet leveren die om een of andere reden belangrijk wordt geacht en waarbij men een aanzienlijke kans op mislukking verwacht. Deze faalangst komt in verschillende vormen voor en kan tot uiting komen in allerlei lichamelijke reacties, denkwijzen en gedragingen. We bespreken hier de belangrijkste kenmerken en geven enkele tips om faalangst aan te pakken. Als typevoorbeeld gebruiken we faalangst op school of bij het studeren.

Presteren en mislukken

Hoe meer iemand belang hecht aan goed presteren, hoe groter de kans om faalangstig te reageren. De prestatiedruk wordt bepaald door de eigen zienswijze maar vooral door de opvattingen en verwachtingen van de sociale omgeving: in de eerste plaats de familie (ouders) maar evenzeer de schoolgeving (leerkrachten, klasgenoten) of werksituatie (baas, collega’s, werksfeer). Daarnaast spelen de overige interesses en activiteiten een rol: in welke mate heeft men hobby's, bezigheden of een vriendenkring waar het belang van presteren gerelativeerd of gecompenseerd wordt?

Typerend voor faalangstigen is dat ze hun eigen mogelijkheden meestal onderschatten en de moeilijkheidsgraad van de taak meestal overschatten. Vandaar dat ze vaak een mislukking voorspellen. Dit bepaalt ook hun gedachten, gevoelens en gedrag waarmee ze de opdracht aanvatten. Wanneer een prestatie toch goed uitvalt schrijven ze het resultaat veelal toe aan het toeval in plaats van aan hun eigen mogelijkheden en inspanningen. Valt het resultaat tegen dan zien ze dit als de duidelijke bevestiging van hun geloof dat ze weinig kunnen. Natuurlijk kan faalangst soms een gevolg zijn van het werkelijk niet-aankunnen. Een kind dat constant boven zijn studieniveau moet presteren en daardoor telkens weer slechte cijfers haalt, kan faalangst ontwikkelen.

Twee types

Actief faalangstigen werken of studeren heel hard en streven naar een perfect resultaat. Ze besteden enorm veel tijd aan het studeren zodat er vaak geen tijd meer rest voor ontspanning (dit wordt immers gezien als tijdverspilling). Vlak voor een toets of examen raken ze in paniek: 'ik zal het nooit kunnen.' Voor ouders en leerkrachten zijn dit vaak voorbeeldige kinderen. Ze zijn immers steeds in orde met hun werk, halen goede cijfers, hoeven nooit aangespoord te worden om te studeren of aan hun taken te beginnen.

Passief faalangstigen hebben het gevoel dat hun inspanning nergens toe leidt. Hun leuze is: hoe meer je je inspant, hoe groter de teleurstelling (dit zeggen ze zelden hardop, maar geven het toe in een vertrouwelijk gesprek). Uit angst voor mislukking treedt allerlei vermijdingsgedrag op. Bij passief faalangstige leerlingen zijn de schoolresultaten veelal ondermaats. Omdat inspanning voor hun toch verloren lijkt, besteden ze hun tijd anders: ze vervallen in dagdromerij, spijbelen of stellen zich opstandig op zowel thuis als op school. Het zijn de kinderen die door leerkrachten en ouders worden bestempeld als lui, schoolmoe, storend of ongemotiveerd.

Volgende voorbeelden van studeergedrag kunnen op faalangst wijzen:

· lange tijd studeren zonder rustpauzes

· veel praten over studeren en studieresultaten

· overdreven in detail studeren

· herhaaldelijk vragen huiswerk na te kijken of toetsen te overhoren

· studeren uitstellen of vermijden

· chaotisch studeren

· herhaald onderbreken en weglopen

Kenmerken

Vrij typisch is het denkpatroon van faalangstigen. Ze denken vooral negatief over zichzelf ('ik kan dat niet, bij mij lukt dat nooit'). Daarbij vergelijken ze zich veelvuldig met anderen en zien dan vooral wat die zogenaamd beter kunnen. Centraal staat de angst om negatief beoordeeld (bekritiseerd, afgewezen) te worden door de sociale omgeving (ouders, leerkrachten, medeleerlingen, werkcollega’s). Ze raken bovendien snel in een negatieve kringloop verstrikt: hoe meer ze iets als een mislukking ervaren (al is dit 'ingebeeld'), hoe belangrijker het wordt te slagen, waardoor ze krampachtiger gaan presteren of juist angstvallig deze druk ontlopen. Overspanning en onderprestatie kunnen hiervan het gevolg zijn, die weer tot een nieuwe negatieve ervaring leiden. Op de lange termijn daalt het zelfvertrouwen en breidt de angst zich uit naar andere terreinen. Immers, wanneer men faalt op één terrein, wordt het des te belangrijker zich waar te maken op andere vlakken.

Sommige faalangstigen verstoppen hun negatieve denkwijze achter schijnbare onverschilligheid of extreem relativeren. Ze zijn vaak meer bezig met hun angstgedachten ('ik zal het zeker niet kunnen'; 'papa zal boos zijn om mijn slechte toets') dan met de taak op zichzelf. Maar op de duur raken ze helemaal in de knoop. Anderen hebben het opgegeven vanuit de gedachte: ‘veel of weinig studeren, het maakt geen verschil voor mijn resultaten, dus ik kan maar beter niets doen’. De passiviteit wordt zelfs een onuitgesproken excuus: ‘Ik kan beter niets doen, dan weet ik waarom ik slecht scoor, stel je voor dat ik iets doe en dan misluk’.

Wat lichamelijke reacties betreft, vallen faalangstigen op door tekenen van zenuwachtigheid en lichamelijke spanning. Wanneer dit een tijd aanhoudt of geregeld terugkeert kunnen allerlei lichamelijke klachten optreden. Buikpijn, hoofdpijn, misselijkheid, braakneigingen, hartkloppingen, beven of zweten kunnen een teken zijn van faalangst. Deze klachten ondermijnen natuurlijk nog meer het zelfvertrouwen of verminderen de normale prestatievermogens, zodat ze in een vicieuze cirkel terechtkomen. Anderzijds kunnen de klachten ook een reden of excuus worden om aan een belangrijke opdracht te ontsnappen.

Hoe aanpakken?

Faalangst kan tijdelijk zijn, maar toch grijpt men best tijdig in anders wordt het een probleem van langere duur, waarvoor professionele hulp noodzakelijk is. Eigenlijk heeft iedereen wel eens faalangst, maar ongeveer 10-15% heeft er last van en gaat er niet op een goede manier mee om. Zonder goede begeleiding kan het levenslang negatieve gevolgen hebben. We zien het dan later bij volwassenen die onvoldoende presteren of niet komen tot het solliciteren voor een job (op hun niveau). Anderen durven geen intieme relaties aan uit schrik niet goed genoeg te zijn. Sommige topsporters kunnen bij een wedstrijd niet tonen waartoe ze echt in staat zijn, want tijdens trainingen presteren ze beduidend beter dan in de competitie. Faalangst kan ook leiden tot een hele reeks problemen zoals depressie, eetstoornissen, gedragsstoornissen, verslavingen... Daarom is het voorkómen en tijdig aanpakken van het probleem uiterst belangrijk.

Ideaal is natuurlijk om faalangst te voorkomen. Bouwen aan zelfvertrouwen begint van jongs af aan. Kinderen moeten ervaren dat ze iemand zijn ook zonder bepaalde prestaties. Ouders en leerkrachten moeten aangeven dat het niet steeds om méér of beter moet gaan, maar dat het ook ‘goed genoeg’ kan zijn. Erg belangrijk is dat jongeren zelf ervaren dat ze best oké zijn. Ze moeten vertrouwen opbouwen in zichzelf met hun vaardigheden en beperkingen, doorheen wat ze kunnen en minder goed kunnen. Complimentjes van anderen (ouders, leerkrachten, trainers) zijn voor iedereen belangrijk, maar bijna even belangrijk zijn de complimentjes die men op tijd aan zichzelf geeft.

Bij faalangst moet er eerst gewerkt worden aan hoe het negatief denken over zichzelf. Ze moeten leren dat hun denken bepaalt hoe ze zich voelen. Negatief denken en voelen beïnvloeden op hun beurt het handelen. Men moet deze negatieve crikel doorbreken. Een actief faalangstige moet leren dat er na elke inspanning ook ontspanning volgt. Een passief faalangstige zal moeten leren dat er naast ontspanning ook inspanning moet zijn. Maar zo’n verandering vraagt een gedoseerde aanpak, stap voor stap. Het kan bijvoorbeeld al voldoende zijn om te beginnen met vijf minuten vroeger te stoppen met studeren of tevreden te zijn dat er al vijf minuten gestudeerd wordt! We belonen dus de inspanning om te veranderen en niet het schoolresultaat op zich. Ouders van faalangstige kinderen stellen zich bij voorkeur op als een coach of voetbaltrainer. Deze staat aan de zijlijn, hij springt het veld niet op, hij voetbalt niet mee maar kent wel alle spelregels. Wint de ploeg dan deelt hij mee in de vreugde, verliest de ploeg dan is hij belangrijk in het aanmoedigen en ondersteunen.

Tips voor ouders van faalangstige kinderen:

· Toon belangstelling voor de leerinhoud, voor wat er op school gebeurt, maar heb ook oog voor andere interesses van het kind.

· Benadruk dat activiteiten belangrijk kunnen zijn omdat je ze leuk vindt, omdat je je erin kan uitleven. Niet enkel het resultaat telt.

· Zoek mee naar een realistisch beeld van een taak en naar haalbare doelstellingen.

· Maak duidelijk dat je de angst begrijpt en dat een kind ook bang 'mag' zijn.

· Ondermijn het doemdenken door rationele boodschappen: 'Ook al ben jij minder goed in rekenen, toch zien we je even graag'.

· Zorg voor ontspanning: 'We gaan samen nog een kwartiertje oefenen en dan vind ik dat we genoeg hebben gedaan; ik wil ook dat je tijd hebt om te spelen'.

· Bespreek de goede resultaten van je kind, niet alleen wat minder goed is. Spreek ook niet te pas en te onpas over schoolrapporten en cijfers.

· Als je met je kind oefent, doe dat dan gedurende korte tijd en begin met oefeningen die grote kans op succes geven.

· Help je kind meer zelfvertrouwen opbouwen en zelf verantwoordelijk worden voor de schooltaken: 'Ik weet dat je kan tekenen, je moet echt geen kunstwerk maken maar ik zou al blij zijn als je het wil proberen'.

· Bespreek met je kind elke avond de plus-puntjes van de dag: wat ging er goed vandaag, waar ben je trots op, wat was leuk?

· Wees zelf een model van een evenwichtige balans tussen presteren en ontspannen, wees een voorbeeld van iemand die ook moeilijke dingen aandurft maar niet verlangt dat dit steeds lukt, iemand die mislukkingen kan relativeren.

· Zie het niet als een mislukking ('falende ouder') als je zelf geen raad meer weet, maar zoek tijdig advies of hulp.

Slotbedenking

Zijn er meer faalangstige kinderen en jongeren dan vroeger? Zoals bij andere problemen worden ze nu sneller herkend en benoemd dan vroeger. Daarnaast valt het niet te ontkennen dat de verwachtingen in onze huidige maatschappij erg zijn toegenomen. Eén diploma is niet goed genoeg. Vlot communiceren in gezelschap en er knap voorkomen zijn belangrijke waarden geworden. Het ideaal, mede gevoed vanuit de media, is levenslang leren en presteren, op alle terreinen in het leven. We leven in een competitiemaatschappij vol wedstrijden, trofeeën, topchefs in de keuken en de meest succesvolle bedrijfsleider van het jaar. Moet een kind én tennissen én toneel spelen én naar de jeugdbeweging of mag één activiteit volstaan zodat er nog rustige speeltijd thuis overblijft? Mogen prestaties op school of in sport ook ‘goed genoeg’ zijn of moet het steeds beter? Mislukken kan pijnlijk zijn, zoals vallen, maar daarna kan je weer opstaan en verder gaan. Ook al is er een onvoldoende bij een toets of moet een jaartje worden overgedaan, er zit meer in elk kind dan een leercomputer of een puntenmachine. Hij kan heel gevoelig en grappig zijn, zij kan erg zorgzaam en helpend zijn. We moeten bij iedereen meer aandacht hebben voor de hele persoon en iemand niet louter beoordelen op grond van een bepaalde prestatie. Dat is de beste remedie tegen faalangst.

Op September 10, 2013